De nieuwste cijfers over trends in het aantal praktijkvoerende artsen tot 2022 zijn zojuist gepubliceerd door het Riziv. Als we kijken naar de veranderingen in de verschillende specialismen tussen 2013 en 2022, dan zien we dat de huisartsgeneeskunde iets versnelt. Maar opgelet: schijn bedriegt. Reacties van de syndicaten.
In de laatste, pas gepubliceerde Rizivtelling bedraagt het aantal artsen met een erkende praktijk 38.031 in 2022. Dat is het resultaat van een gestage toename - alleszins sinds 2013 - met een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,59% in de afgelopen tien jaar. Dat percentage op zich versnelt nog, want in 2019 bedroeg het 1,46% voor de afgelopen tien jaar. Het aantal praktijkhoudende huisartsen staat nu op 13.980, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,28% over de afgelopen tien jaar. In groeicijfers ligt dat dicht bij die voor de medische beroepsgroep als geheel- die op 1,59% per jaar ligt, ook weer over de afgelopen tien jaar. Maar sommige specialismen groeien sneller: de jaarlijkse toename beloopt 1,71% voor kinderartsen en 1,61% voor gynaecologen.
Vooral als we kijken naar wat het Riziv de "artsengroep" noemt (interne geneeskunde, fysische geneeskunde, dermatologie, NKO, enz.) komen we uit op 1,86%. De "chirurgische groep" vertoont een jaarlijkse stijging van 1,98%.
Betekenis
"Dat is allemaal goed en wel, maar wat betekent het?" riposteert Dr. Paul De Munck, voorzitter van de GBO (huisartsenvleugel Kartel). "Eerst en vooral moet je beseffen dat de getalsmatige verhouding tussen huisartsen en specialisten niet echt verandert en al heel lang rond 40/60 blijft. Als we de verhouding tussen huisartsen en het totale aantal artsen berekenen, komen we uit op een percentage van ongeveer 37%, zowel in 2013 als in 2022. "Ten tweede, voor we kunnen zeggen of deze cijfers een verschil maken, moeten we meer te weten komen over de behoeften, specialisme per specialisme. Er zijn ook specialismen waar een tekort aan bestaat, naast specialismen die heel talrijk zijn.
We moeten eveneens rekening houden met de arbeidstijd en de gegevens uitdrukken in voltijdse equivalenten. Voor de GBO leidt de Franstalige regionale behoefteanalyse tot één belangrijke conclusie: "we moeten meer huisartsen opleiden". Er is echter vooral een algemene herziening nodig, niet alleen van de feitelijke behoeften en de feitelijke activiteit, maar ook van de werkorganisatie.
"Sommige specialismen, zoals gynaecologie en kindergeneeskunde, voeren huisartsenprestaties uit. Een betere organisatie zou ons in staat stellen om de reële behoeften nog beter te begrijpen en zelfs de tekorten in sommige specialismen te verminderen", besluit hij.
Op zoek naar de verdwenen artsen
Voor Dr. Luc Herry, die de huisartsen vertegenwoordigt binnen Bvas-ABSyM, wordt er vooruitgang geboekt, maar moeten we ook kijken naar de realiteit achter de cijfers. "We weten dat sinds 2018 het aantal artsen dat een Rizivnummer heeft gekregen, 5.000 bedraagt. De zojuist door het Riziv gepubliceerde tabel meldt er iets meer dan 2.300. Waar zijn de anderen gebleven? Dat betekent dat één arts op twee niet meer actief is of niet meer in België is. Hij voegde eraan toe: "Dat zegt veel over de aantrekkelijkheid van het beroep". Wat de huisartsenpraktijk betreft, maakte Dr. Herry een kleine berekening op basis van de grafieken. "In 2018 waren er 172 huisartsen meer dan in 2017. Dan is de sprong tussen 2018 en 2019 221, enzovoort. Er is dus een progressie: elk jaar zijn er ongeveer 200 meer huisartsen dan het jaar daarvoor. Maar we kunnen schatten dat er elk jaar zo'n 300 meer nodig zijn."
Onze gesprekspartner wijst er ook op dat het aantal huisartsen in verhouding tot het aantal specialisten laag blijft
En wat betreft de vraag over de werkelijke activiteit, naast het gebrek aan kennis over de voltijdsequivalenten die deze cijfers vertegenwoordigen, heeft hij ook zijn eigen idee: "Het zou interessant zijn om te zien hoeveel huisartsen nog steeds wachtdiensten draaien", zegt hij. "Het zou heel goed kunnen dat het er minder dan 10.000 zijn".
Voor Dr. Jacques de Toeuf (Bvas-ABSyM) kan dit niet meer omgeturnd worden. De effecten van recente beslissingen op de verhouding tussen huisartsen en specialisten zijn nog niet zichtbaar. De belangrijkste beslissingen om het aandeel van huisartsen te verhogen werden pas in 2021 genomen. Voor de andere specialismen verschilt de situatie. Dr. de Toeuf geeft een paar voorbeelden: "Het aantal kinderartsen is elk jaar met 1,5% gestegen, maar we mogen niet vergeten dat als er een tekort is, dit vooral in ziekenhuizen voorkomt, waar de werkomstandigheden moeilijk zijn. De acute geneeskunde heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt (7,79%), wat hopelijk de druk op de spoedgevallendiensten zal verlichten.
Acute geneeskunde kent een aanzienlijke toename (7,79%), wat hopelijk de druk op de spoeddiensten zal verlichten. Er is ook een jaarlijkse stijging van 1,61% in het aantal gynaecologen, ondanks hun toch al grote aantal. Wat oogartsen betreft, zijn er maar weinig oogchirurgen in vergelijking met 'medische' oogartsen, maar hun aantal blijft bescheiden (1,19%)".
> Zie tabel Riziv aantal artsen per specialisme, evolutie 2013-2022.