Werkbaar werk heeft uiteraard ook te maken met vraag en aanbod. Een endocrinoloog uit de zaal suggereerde tijdens het ASGB-debat afgelopen zaterdag dat niet alleen het aantal artsen telt om het werkvolume aan te kunnen, maar ook de inzet. “Niet alleen moet het vergelijkend examen weg (meer deelnemers komen dan op de markt), stop met de slechtnieuwsshow over ons beroep. En ondersteun meer de verpleeg- en zorgkundigen.”
Dat lokte een reactie uit van Jonas Brouwers (Vaso), zelf lid van de Planningscommissie. “De huidige numerus fixus verdient nog steeds de voorkeur maar we moeten ons model nog verfijnen. Men hield nu al rekening met een dalende productiviteit per arts (20% minder werkvolume) en de Vlaamse planningscommissie neemt via haar subquota het gewicht en de nood mee van diverse disciplines. Maar het moet nog beter. Vandaag trekken sommige chirurgen naar het Verenigd Koninkrijk om werk te vinden. Bij het huisartsenaanbod stellen we nu al een stijging vast maar die compenseert het dalende werkvolume per huisarts niet. Verder moeten we opletten dat ons contingenteringssysteem niet omzeild wordt door wie uit het buitenland komt.”
Pedro Facon wierp zich op als verdediger van het quotasysteem. Hij ging even terug in de geschiedenis: de artsensyndicaten waren al begin jaren 80 van de vorige eeuw voorstander van artsenquota. “Door de toenmalige plethora bestond ten eerste destijds ‘georganiseerde armoede’ onder de artsen. Twee: hoe meer aanbod van artsen, hoe meer zorgvraag. We moeten dit beheersen.”
“Wel hebben we de tendens van meer deeltijds werken bij artsen ernstig onderschat. We produceren nu al meer artsen, maar onvoldoende om tegemoet te komen aan de zorgnood. Idem dito voor de verpleegkundigen. In die beroepsgroep komt 40% uitval op termijn er bovenop. Stelselmatig trekken we de quota wel op, al zijn we er nog niet. Bovendien lossen we daarmee de subverdeling onder de specialismen niet op. Het zou me wel verwonderen dat artsensyndicaten de quota willen afschaffen.”
Geen boodschap voor psychiaters
Kirsten Catthoor belette het niet om opnieuw op het psychiaterprobleem te hameren: “In dit land moet geen enkele psychiater naar het buitenland om werk te vinden. De situatie is voor ons vak echt dramatisch in ons land. Ik heb de keuze als ik een patiënt wil laten opvolgen: ofwel doe ik het zelf, of het gebeurt het helemaal niet in Stuivenberg waar ik werk. Alleen huisartsen springen soms nog eens bij maar dan moeten ze er wel ingewikkelde psychofarmacologie voor bij studeren. We vissen in dezelfde vijver, de huisartsen en de psychiatrie. Er zullen zeer binnenkort alvast gaten vallen in de psychiatrie.”
Bekend is dat er een forse psychiatrische braindrain bestaat naar Nederland en het Verenigd Koninkrijk, want daar wordt men stukken beter betaald en zijn de werkomstandigheden gunstiger. “Alleen voor het inhoudelijke aspect ben ik blij dat ik niet in Nederland ben blijven werken”, klonk een getuigenis.