Vorige week werd het Koninklijk Besluit gepubliceerd dat de normen voor de aanrekening van de kosten op de centraal geïnde honoraria vastlegt, een verduidelijking van het beruchte artikel 155 van de wet op de ziekenhuizen. Dit is een lange strijd die Bvas al vijf jaar voert. Voor het syndicaat is het resultaat van het geleverde werk een goed compromis, dit in afwachting van de hervorming van de nomenclatuur en van de ziekenhuisfinanciering.
Wegens het gebrek aan budgettaire middelen voor het medische korps vindt Bvas het allereerst noodzakelijk dat er aandacht besteed werd aan het toenemende kostenaandeel ten laste van de artsenhonoraria om zo een verdere onderwaardering van de medische prestaties te voorkomen, schetst het syndicaat de context. En dan is de publicatie van dit Koninklijk Besluit positief: het schept transparantie in het aanrekenen van kosten.
De werkgroep in kwestie wou niet zo ver gaan om de "toegestane" kosten te definiëren, maar legde wel enkele belangrijke algemene principes vast, zoals het feit dat kosten die geheel of gedeeltelijk worden vergoed door het Budget Financiële Middelen (BFM) niet worden doorgerekend aan artsen. "Dat zou leiden tot een dubbele financiering, hetgeen de wetgever heeft willen vermijden."
Verder stipuleert het KB dat enkel kosten die daadwerkelijk werden aangegaan en die niet worden gefinancierd door het BFM of op een andere wijze, kunnen worden aangerekend op voorwaarde dat ze te rechtvaardigen en redelijk zijn. Dat wordt nu zo wettelijk verankerd. Ook omgekeerd kan het zijn dat artsen moeten instaan voor kosten veroorzaakt door medische prestaties waarvoor geen overheids- of andere financiering is voorzien. Dat geldt bijvoorbeeld voor medische prestaties uitgevoerd buiten het kader van een ziekenhuisverblijf of in daghospitalisatie worden uitgevoerd.
Meer transparantie ten opzichte van de Medische Raad
Dat principe schetsten we ook al eerder bij publicatie van het KB. Het KB preciseert hierover dat de nodige verantwoording en transparantie moet worden geleverd, waaruit een duidelijke link tussen de aangerekende kosten en de toegepaste inhoudingen moet worden geleverd. Het legt de beheerder de verplichting op om een aantal boekhoudkundige en financiële gegevens over te maken aan de Medische Raad. Hierbij wordt verwezen naar twee reeds bestaande besluiten, namelijk het Koninklijk Besluit van 18 december 2001 en het Koninklijk Besluit van 6 december 2020.
Tussenstap
"Na de strijd om artsen in de Medische Raad van het netwerk meer zeggenschap te geven in het medebeheer, vonden we het van cruciaal belang dat de principes voor het aanrekenen van kosten werden verduidelijkt. Om die reden hebben we ingestemd met een standstill inzake de ereloonsupplementen", luidt het nog. "We zijn tevreden dat ons werk heeft bijgedragen aan deze compromistekst, die meer transparantie toelaat in de afhoudingen van de artsenhonoraria, alsook vergelijkingen tussen specialismen en tussen artsen onderling en dit in afwachting van de nomenclatuurhervorming", besluiten dr. Gilbert Bejjani, Bvas-ondervoorzitter, en dr. Johan Blanckaert, Bvas-voorzitter, die dit zien als een tussenstap in de hervorming van de nomenclatuur en van de ziekenhuisfinanciering.
"We hopen dat, met deze nieuwe werkwijze, de Medische Raden in staat zullen zijn om met kennis van zaken , met veel meer transparantie en eerlijkheid, te kunnen onderhandelen over federale regelgevingen met betrekking tot hun relatie met hun beheerder met behoud van de solidariteit tussen specialismen."