Het nieuwe Vasobestuur is geïnstalleerd. Met voormalig Vasovoorzitter Jonas Brouwers blikken we terug op zijn voorbije mandaat. Wat waren de belangrijkste realisaties? Hoe ziet hij de situatie van de ASO's evalueren? Waar liggen zijn persoonlijke ambities nog?
Eén ding is zeker: met Jonas Brouwers kon de vereniging van Arts-specialisten in opleiding flink wat meer gewicht in de schaal leggen en meer wegen op de besluitvorming. Hoe beoordeelt hij zelf de belangrijkste verwezenlijkingen?
Dr. Jonas Brouwers: "Ongetwijfeld het belangrijkst was de invoering van een eerste wettelijke kader voor arbeidsomstandigheden van arts-specialisten in opleiding in België (collectieve overeenkomst ASO in 2021) na maanden onderhandelingen met de ziekenhuizen. Het biedt voor het eerst gelijke loonsvoorwaarden, wachtvergoedingen, vakantiedagen en onkostenvergoeding voor alle Belgische ASO's. Voordien was dit willekeurig per ziekenhuis geregeld met soms prehistorische voorwaarden."
"Daarnaast ben ik trots dat we tijdens de Covidperiode de ASO's hebben kunnen ondersteunen en verdedigen op beleidsniveau met bovendien ook een Covidpremie voor alle ASO's voor hun inzet."
"Verder zijn we nu officieel vertegenwoordigd in de Hoge Raad artsen waar onder andere de erkenningscriteria voor alle specialismen bepaald worden, zijn we mee vertegenwoordigd in de Vlaamse planningscommissie waar de subquota voor specialisten worden vastgelegd en hebben we gezorgd dat de opleidingskwaliteit. Die wordt door de overheid onder de loep genomen en een verbeterplan is op til."
"Tot slot hebben we ook enkele sociale rechten kunnen verbeteren zoals de verhoging van de Rizivpremie die assistenten kunnen gebruiken om een aanvullend pensioen te financieren, de moederschapsbescherming voor zwangere ASO's en ook het invoeren van vaderschapsverlof voor alle papa's! Ook het mentaal welzijn van artsen in opleiding staat nu helemaal op de kaart met partnerschappen met verschillende organisaties onder leiding van Vaso."
Waar kon het eventueel nog beter?
J.B.: "Ik had graag gezien dat we de werkloosheidsproblematiek voor ASO's hadden kunnen oplossen. We hebben hierover heel lang onderhandeld met de minister en achter de schermen was er wel bereidheid om tot een oplossing te komen. Helaas zijn we nu bijna aan het einde van de regeringsperiode en zijn we er toch nog niet geraakt. Ik heb er goede hoop op dat we op korte termijn misschien wel een oplossing gaan vinden, maar dat zal voor de nieuwe bestuursploeg zijn."
"Voorts had ik ook graag gezorgd dat de gewerkte jaren als ASO meetellen in de opbouw van een pensioenleeftijd. Hoewel ook hier heel wat juridische en administratieve aanpassingen moeten gebeuren, hoop ik dat ook dit dossier komend jaar mee opgelost geraakt. Uiteindelijk is het maar logisch dat artsen (in opleiding) die 4 tot 6 jaar specialiseren en meer dan voltijds in een ziekenhuis werken, dat ook gerechtvaardigd zien in hun pensioenleeftijd."
Wat wenst u de nieuwe bewindsploeg toe?
J.B.: "Ik wens hen enorm veel succes toe! Het nieuwe bestuur is een mix van ervaring en nieuwe gezichten en dat doet mij veel plezier. Vaso is een grote vereniging geworden met heel wat ballen om in de lucht te houden. Dat is absoluut niet gemakkelijk en we vergeten soms dat dit allemaal vrijwillige ASO's zijn die dit erbij nemen in hun vrije tijd. Ik heb enorm veel respect en vriendschap voor collega's die zich daarvoor mee willen inzetten. Ik wens hen uit de grond van mijn hart ook veel plezier toe, want het is een enorm leerrijke ervaring die iedereen voor de rest van zijn leven meedraagt. Ik heb er alle vertrouwen in."
Hoe ziet u de situatie van de ASO's evolueren?
J.B.: "Ik heb er op zich een positief oog in. ASO's zijn niet langer een 'vergeten groep' die maar vooral moet werken en de tijd aftellen tot zij zelf specialist zijn. Ik ben ervan overtuigd dat een goede opleiding met goede werkomstandigheden en oog voor de ASO 'als mens en collega' alleen maar positief kan zijn voor onze gezondheidszorg en finaal de patiënt, en ik heb het gevoel dat met mij heel wat mensen mee evolueren. Het adagio 'in onze tijd...' mag stilaan écht verleden tijd worden. We hebben ervoor gezorgd dat ASO's ook een stem gekregen hebben in heel wat officiële organen en beleidsniveaus, en dat heeft ongetwijfeld een nieuwe dynamiek op gang gebracht waarbij ook de 'jongere stem' gehoord wordt.
Voldoet de 'prikklok' die op de valreep van jouw mandaat nog werd ingevoerd, aan uw eisen of sluit je je aan bij de kritiek van de Franstalige collega's?
J.B.: "Kijk, ik ben en blijf een koele minnaar van die centrale tijdsregistratietool. Het was een compromis op de valreep van het sociaal akkoord in 2021 omdat de ziekenhuizen absoluut geen scheiding van werkgever en opleider wensten in een onafhankelijke structuur zoals voor de huisartsen in opleiding. Een centrale onafhankelijke tijdsregistratietool zou op zijn minst tegemoet komen aan de onafhankelijke registratie van de uren en zou een opstap kunnen zijn naar die onafhankelijke derde partij die de HR-administratie en tewerkstelling van ASO regelt."
"Het product dat nu afgeleverd is, is verre van perfect. Maar ik geloof wel dat we moeten inzetten op het gebruik ervan om het te verbeteren, en om aan te tonen dat een échte onafhankelijke werkgeversstructuur dringend nodig is."
En waar liggen uw persoonlijke ambities nog?
J.B.: "Mijn traject ligt nooit vast, dat heb ik ondertussen ondervonden. Ik werk momenteel deeltijds voor de FOD Volksgezondheid ter ontwikkeling van een kwaliteitsconcept voor onze gezondheidszorg, maar werk daarnaast nog altijd heel graag in mijn assistentschap orthopedie waarbij ik de voeling met het ziekenhuis en mijn collega's absoluut essentieel vind."
"Waar de toekomst mij brengt weet ik nog niet, maar ik ben ervan overtuigd dat het niet 'kiezen of verliezen' moet zijn en dat de combinatie van kliniek en beleid voor beide kanten absoluut een meerwaarde kan zijn. Ik besef dat daar sceptische reacties op komen maar dat ik een 'vreemde eend in de bijt' blijf, dat zal ik altijd met trots blijven verdedigen (lacht)."