Tot nu toe kregen de stagemeesters een vergoeding onafhankelijk van hoeveel ASO’s ze begeleidden. Eigenlijk ‘benadeelde’ het oude systeem die specialismen die sterk in trek waren (met veel ASO’s) “en dat leverde ons een financieel mechanisme op om knelpuntspecialismen te bevoordelen”, aldus AADM en Bvas in de medicomut.
Maar nu verandert dat: de financiering die in het BFM van de UZ’s zat komt in één grote pot en ze wordt berekend per ASO per stagemeester. AADM reageerde fel op die verandering omdat het financiële correctiemechanisme voor de knelpuntspecialismen dan verdwijnt: daarmee kon je voor een stukje toch gaan wegen op de contingentering (met een bedrag van 50 miljoen euro). AADM wou dat principe er terug in. Voor dit jaar kan het niet meer, maar wel voor 2020. Van Giel maakt zich sterk dat Jo De Cock AADM daar uiteindelijk wel in zal volgen: “Hij wou die 50 miljoen volgend jaar mee bekijken als extra sturingsinstrument van de contingentering.”
'Niet-uitgewerkte onderbouw'
Marc Moens (Bvas) stelt vast dat het nieuwe systeem inderdaad nadelig is voor sommige stagemeesters. “Tot nu toe kreeg een geriater-stagemeester met 1 ASO zowat 1500 euro en dat zal nu zakken naar 706 euro. Maar het systeem verandert ook helemaal: voor 2019 gaat het over het assistentenvolgend budget (vaucher). Probleem: dat moet nog gecreëerd worden. We hebben dus een budget voorzien voor de ASO’s, maar de onderbouw is nog niet uitgewerkt. En het wordt er allemaal niet makkelijker op met de bevoegdheidsverdelingen: het budget zit bij het Riziv, de wettelijke basis bij de FOD Volksgezondheid, de verdeling op basis van het aantal op te leiden specialisten bij de gemeenschappen…”
Een nieuwe op te richten adviescommissie bij de FOD Volksgezondheid moet nu alvast die basis uitwerken. In die commissie zitten naast de universiteiten (4), de syndicaten (4) en het kabinet (2) ook vier vertegenwoordigers ASO’s. Dat laatste is nieuw.