De wijkgezondheidscentra kosten even veel aan de ziekteverzekering dan de traditionele eerstelijnszorg, bijvoorbeeld bij de huisarts. Voor de patiënt zijn ze goedkoper en op verschillende kwaliteitsindicatoren scoren ze zelfs iets beter. Dat zegt het Intermutualistisch Agentschap (IMA).
Een jaar geleden werden nieuwe erkenningsaanvragen voor medische huizen en gezondheidscentra in de koelkast geplaatst in afwachting van een audit van KPMG binnen de sector. Maar de sector betwist de ingreep en ziet er een blokkering in van de toegang tot de gezondheidszorg voor de meest kwetsbare patiënten.
Nu is er dus een evaluatie van het samenwerkingsverband van de ziekenfondsen. "Ze kosten meer in de eerste lijn, maar dat geld wordt gerecupereerd", zegt Michiel Callens van IMA. Die eerste lijn bestaat uit huisartsen, kinesitherapie of verzorging. In de tweede lijn, dus ziekenhuizen, geneesmiddelen, woonzorgcentra en dies meer, kosten de patiënten minder aan de ziekteverzekering omdat ze bijvoorbeeld minder naar het ziekenhuis gaan.
Hij wijst nog op andere voordelen: "de patiënten nemen meer deel aan screenings, ouderen zijn er beter gevaccineerd tegen griep, de centra schrijven meer generische geneesmiddelen voor en gebruiken minder antibiotica, ze volgen beter de richtlijnen rond antibiotica ... De kwaliteit is er in globo iets hoger."
Het systeem heeft daarom volgens IMA duidelijk een plaats in de gezondheidszorg.
Volgens het kabinet De Block is de studie een nuttig aanvulling, die een globaal beeld geeft. Maar een audit is nodig om de grote variabiliteit in kaart brengen. Het definitieve auditrapport wordt eind dit of begin volgend jaar verwacht.
Voorts plaatst het kabinet ook vraagtekens bij de conclusie dat de tweedelijnszorg goedkoper is bij de medische huizen, omdat patiënten er gemiddeld een stuk jonger zijn.