Het jaarlijkse congres van de BSC (Brussel, 30-31 januari 2014) is een bijzonder intensieve tweedaagse op de voorjaarskalender.
Bloemlezing.
33rd Annual Scientific Meeting of the Belgian Society of Cardiology (Brussel, 30-31 januari 2014) Congestief hartfalen met een verminderde systolische functie is goed gekend door cardiologen. Hartfalen kan echter ook gepaard gaan met een behouden ejectiefractie (HFpEF). Deze aandoening, die vooral bij ouderen aangetroffen wordt en die steeds frequenter voorkomt, is veel moeilijker te definiëren en te behandelen. De professoren Thierry Gillebert (UZ Gent), Jean-Louis Vanoverschelde (UCL St-Luc, Brussel) en Olivier Gurné (UCL St-Luc, Brussel) spraken hierover tijdens een thematische sessie georganiseerd door de BWGNICI en de BWGHFCF. Published ahead of print.
Olivier Gach (CHU de Liège) leidde samen met prof. Walter Desmet (UZ Leuven) de sessie georganiseerd op initiatief van de Belgian Working Group on Interventional Cardiology. In dit interview (in het Engels) geeft hij aan welke aandacht moet gaan naar de zogenaamde ‘non-culprit lesions’ (uiteenzetting van prof. Joëlle Kefer, Clin. Univ. St-Luc). Hij wijst ook op de beperkingen van de PRAMI-studie die werd voorgesteld tijdens het laatste ZSC-congres en die de aanbevelingen van de Europese vereniging tegenspreekt.
Tijdens dit interview (in het Engels), afgenomen na de sessie georganiseerd door de Belgian Working Group on Interventional Cardiology, benadrukt Olivier Gach (CHU de Liège) het prognostische nut van de meting van de fractional flow reserve (FFR). Hij herinnert eraan dat het uitgevoerd moet worden op het geheel van de letsels van een meertaksaandoening. Het kan immers helpen bij de keuze van de beste strategie inzake revascularisatie (PCI versus CABG). Ten slotte uit dr. Gach zijn onbegrip ten aanzien van het ontbreken van terugbetaling voor deze techniek.
Prof. Victor Legrand (CHU de Liège) zat samen met prof. Guy Van Camp (UZ Brussel) de teaching session voor die de meest markante gebeurtenissen van 2012-2013 overliep inzake preventie en revalidatie (Catherine De Mayer, UZ Antwerpen), hartfalen (Olivier Gurné, Clin. Univ. St-Luc), ritmestoornissen (Yves Vandekerckhove, AZ Sint-Jan, Brugge) en interventionele cardiologie (Walter Desmet, UZ Leuven). (interview in het Frans)
De doeltreffendheid van resynchronisatie hangt af van de selectie van de patiënten. Yves Vandekerckhove (AZ Sint-Jan, Brugge), vicevoorzitter van de Belgian Heart Rhythm Association (BeHRA) bespreekt de criteria die in acht genomen moeten worden. Hij heeft het ook over de keuze tussen CRT-P (Cardiac Resynchronization Therapy with Pacemaker) en CRT-D (Cardiac Resynchronization Therapy with Defibrillator) en over de plaats van een CT-angiografie voorafgaand aan het implanteren.
Prof. Julie De Backer (UZ Gent) is voorzitter van de Belgian Working Group on Adult Congenital Heart Disease (BWGACHD). Ze komt in dit interview terug op de Do’s and don’ts of genetic testing in monogenetic cardiovascular disease van prof. Koen Devriendt (Centre for Human Genetics, UZ Leuven). Op vlak van genetische tests werd immense vooruitgang geboekt, maar de interpretatie ervan blijft vaak moeilijk, wat vaak problemen oplevert wanneer men de resultaten moet meedelen aan de patiënt en zijn familie. (interview in het Engels)
In dit interview (in het Engels) vat Antoine Bondue (Erasmusziekenhuis & IRIBHN) de uitstekende uiteenzetting samen van Steve Humphries (Institute Cardiovascular Sciences-UCL, London, UK), die aantoonde hoe genetica kan helpen bij de stratificatie van het cardiovasculaire risico bij patiënten met een gemiddeld risico. Vervolgens komt hij terug op zijn eigen uiteenzetting, getiteld Modelling human cardiac disease: towards personalised medicine, waarin hij het verschil aantoont tussen de verschillende fenotypes en het perspectief van gepersonaliseerde behandelingen.
Deze ietwat provocerende sessie focuste op de vorm van de bewaarde linkerkamerfunctie bij hartfalen. Oorspronkelijk beschouwd als een curiosum, neemt het vandaag epidemische vormen aan. De diagnose ervan blijft een uitdaging. Klinisch onderzoek blijft daarbij erg belangrijk, net zoals BNP-meting en een echografie. Een interview met prof. Bernard Paelinck (UZ Antwerpen).
De resultaten van EUROASPIRE IV (European Action on Secondary Prevention by Intervention to Reduce Events) tonen aan dat het beheersen van risicofactoren bij patiënten die een hartinfarct of een cerebrovasculaire aandoening hebben gehad, onvoldoende blijft. Ook de gegevens van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) over cardiale revalidatie in België zijn vrij teleurstellend. Meer uitleg van dr. Ivan Elegeert (AZ Groeninge, Kortrijk).
De nieuwe richtlijnen voor het beoefenen van sport bij patiënten met aangeboren hartafwijkingen berusten meer op de hemodynamische en elektrofysiologische status dan op het anatomische defect. Meer uitleg door prof. Werner Budts (UZ Leuven), die ook de klinische benadering van hartgeruis en het interpreteren van een elektrocardiogram bij jonge patiënten bespreekt.
Ieder jaar, tijdens de gezamenlijke sessies van ESC en BSC, stelt een lid van de ESC de Belgische cardiologen de aanbevelingen voor waarvan hij de herziening heeft voorgezeten. Dit jaar was het de beurt aan prof. Gilles Montalescot (Hôpital de la Pitié-Salpêtrière, Parijs) die de grote lijnen uiteenzette in verband met de behandeling van een stabiele coronaire aandoening. (interview in het Engels)
Prof. Nico Van de Veire (AZ Maria Middelares, Gent) verwoordt de belangrijke punten die men moet onthouden in verband met regurgitatie van de tricuspidalisklep. Het vaststellen van de etiologie en het inschatten van de kenmerken door een gedetailleerd echografisch onderzoek zijn belangrijke stappen in zijn klinische en therapeutische aanpak. (interview in het Engels)
In dit interview komt prof. Peter Sinnaeve (UZ Leuven) terug op de sleutelelementen van de zes uiteenzettingen van deze teaching session gewijd aan het myocardinfarct, die hij voorzat samen met prof. Agnès Pasquet (Clin. Univ. St-Luc). Een uiterst interessante sessie die heel wat succes oogstte! (interview in het Engels)
Tijdens het 33e wetenschappelijke congres van de Belgische Vereniging voor Cardiologie (BSC), vertelde prof. Guy Van Camp, voorzitter van de BSC en hoofd van de afdeling Cardiologie in het UZ Brussel, de redenen voor de frustraties van de cardiologen. Ook gaf hij enkele aanbevelingen voor de overheid mee.
De aanbevelingen van de wetenschappelijke verenigingen vormen de vruchten van hard labeur en moeten artsen informeren over het meest geschikte beleid op basis van de huidige wetenschappelijke kennis. Hoe zit het echter met de implementatie van die aanbevelingen naar de dagelijkse praktijk? De bevindingen uit de EUROASPIRE-studies zijn wat dat betreft bijzonder verhelderend.
Vermits ze de door het ADP geïnduceerde plaatjesactivering voorkomen, bekleden P2Y12-inhibitoren een belangrijke plaats in het geneesmiddelenarsenaal van kransslagaderziekte. De patiënten kunnen hier echter op verschillende manieren op reageren, wat niet zonder gevolgen is...
Zwangerschapsdiabetes kan de ontwikkeling van het hart van de foetus beïnvloeden (1, 2). De vraag is dan ook of bij kinderen van een moeder die zwangerschapsdiabetes heeft gehad systematisch een echografie moet worden uitgevoerd.
Het nut van TAVI (Transcatheter Aortic Valve Implantation) is duidelijk aangetoond, in tegenstelling tot het nut van de techniek bij hoogrisicopatiënten met meerdere comorbiditeiten.
Inhibitoren van het renine-angiotensinesysteem en bètablokkers, toegediend in de aanbevolen doses, verminderen de mortaliteit voor alle oorzaken samen en het aantal nieuwe opnames bij patiënten met hartfalen met een verminderde ejectiefractie. Het gunstige effect van de behandeling en van titratie bij patiënten met een normale ejectiefractie is minder duidelijk.
Schrijf u gratis in op onze wekelijkse nieuwsbrief en ontvang het laatste nieuws en nog veel meer ...